woensdag 4 december 2019

De komst van de kitten

Illustratie Wilfred Ottenheijm



Vandaag haal ik een kitten om je op te vrolijken. Ik hoop dat hij je het bed uitlokt met zijn onweerstaanbare kittenachtigheid. En die kitten zal sowieso wel een warme slaapplek bij je vinden. Warm en pluizig zijn de dekens waar je nog onder ligt als ik de deur uitga.

Het is best zonnig op het eiland. Ik wandel met de wind mee door de duinen in de richting het dorp. Het eiland zelf is eigenlijk van zandbank, aan de westzijde verdween er elk jaar ruim een meter en aan de oostzij kwam die meter er weer bij. Zo wandelde het eiland eeuwen door de zee.
Nu echter is dat allemaal voorbij. Het eiland krimpt aan alle kanten en zal door de zee als een oester worden opgeslokt. Over honderd jaar, zeggen ze, maar misschien zijn het er nog maar tien.

Midden in de zomer, een maand of wat geleden, luidden de klokken de hele nacht door. Ik droomde van tijden waarin schepen vergingen maar jij sprong uit bed en drukte de radio aan. Het was het eiland hiernaast, het andere eiland, dat door het springtij en zee die ooit voor ons allen komt, doormidden werd gekliefd. Het andere eiland is er nu twee en de middenstreek is zompige drab. Nu was dat eiland ook langgerekt en kwetsbaar. Dit eiland, óns eiland, is compact en rond en zal zich heus niet zomaar laten klieven. Maar toch, die nacht werden 'nog honderd jaren' er misschien wel minder dan tien.

De korte weg naar het dorp is dwars over de begraafplaats heen. Eén van de drie begraafplaatsen die er op het eiland zijn. Deze ligt vol jonge mensen die in een oorlog uit de lucht vielen of zijn aangespoeld. Als het eiland vergaat zullen ook zij verzwolgen worden door de zee.
Als het lang genoeg duurt, langer dan tien jaar, zal ik ook in mijn graf verzwolgen worden. Het is een heerlijke dag om te bedenken dat ik én op mijn eiland én in de zee begraven kan worden.

In het dorp doe ik inkopen bij Aaltjes Groente, Fruit en Fournituren. Ze vraagt me of je al weer eens je bed uit bent gekomen. Ik vertel haar dat je je krachten spaart omdat je er zo graag bij wilt zijn als ons eiland vergaat. Aaltje zegt dat ze me niet aardig vindt omdat ze nooit weet of ik het nou zo meen. Ik zeg haar dat ik hoop dat ze toch haar mooiste appels voor ons uitzoekt, ook al ziet ze me niet graag.

In de verte zie ik de middagboot al aankomen, volgeladen met mensen die nog eenmaal dit stervende eiland willen bezoeken.
Toen we het erover eens werden dat ons eiland zou vergaan vertrokken de kleine kinderen het eerst, dus werden we vroeg oud. Op het eiland is geen plek meer om dynastieën te plannen.

Toch zal ik één van die bezoekers vandaag nog een huis verkopen. Ze wil de ondergang van dichtbij aanschouwen. Ik verschaf de huizen die ik verkoop bijkomend een reddingsboot op het dak. Hoewel ik heus wel weet dat de meeste mensen de moed al zullen opgeven zodra hun kelder verzakt. Maar voor ik aan het werk ga, zal ik eerst die zwarte kitten ophalen.
Om je mee op te vrolijken.




Dit verhaal met illustratie is eerder gepubliceerd in Zone5300 nummer 122 - najaar 2019

zondag 3 november 2019

Kristalijner fluisterliedjes

De meerling

één van ons is weggebracht
één van ons is gestolen
één van ons is opgehaald
één van ons is kwijtgeraakt
één van ons is opgegroeid
één van ons is teruggekomen


Achter de duistergrens


Mijn haar is blauw 
Mijn bloed is rood
Mijn boot is zuiver wit


Tot op de duistergrens 
Tot op de duistergrens
voorbij de groene maan


Daar bons mijn hart
Daar stilt mijn stem
Daar krimpt mijn ziel ineen


Achter de duistergrens
Achter de duistergrens
voorbij de groene maan


Mijn haar is zwart
Mijn bloed is nat
Mijn boot is doodgeslagen.

donderdag 21 februari 2019

Blue Monday

Het blijkt dat ik vaak in wachtkamers van ziekenhuizen schrijf, maar soms doe ik het ook gewoon thuis. 



Er is een bos hoewel ik vaak denk aan de zee, is er een bos, een woud aan de rand van een beschaving, en in die beschaving heb ik een gebouw van eindeloze gangen en hoge zalen en wenteltraptorentjes bevaren.



Het kille buitenwereldlicht bekijkt me door de ruiten.
In de vensterbank staat een kopje thee agressief te stomen.
De boekenkast gaat gebukt onder rijen pockets, vol achterhaalde essays van obscure filosofen.
Ik ben zo keurig verpakt in mijn appartement.
Ik moet haast wel de huiskat zijn.

Illustratie door Maaike Hartjes.



Die blik die je me zojuist gaf
die hoort in een kamer van een academisch ziekenhuis
als je in zo'n onbeschadigbare stoel zit
met alleen een broek aan af te wachten
tot de verpleegkundige die je net heeft afgesponsd
zich omdraait met je bovenkleren
en dat in plaats daarvan ik plots in je kamer sta.

Dan mag je me met zo'n blik aankijken.
Je kunt niet hier, midden in het leven
terwijl je me passeert
in zo'n blauw gestreepte joggingbroek van adidas
een beroep doen op mijn mededogen
Ik moet, geloof ik, in de kamer hiernaast zijn,
bedoel ik maar.

vrijdag 4 januari 2019

De nacht van Zwarte Roos



Illustratie door Janneke As



Ik ben opgegroeid als jongste kind in een gezin dat verder bestond uit een een moeder en een vader, twee ontiegelijk grote broers, een poes, een illegale roodwangschildpad, een stuk of wat parkieten, goudvissen, twee konijnen, drie geiten en een enkelspans mensportmerrie, maar die was eigenlijk van een parelmevrouw die verderop in het bos woonde en haar eigen weiland te nat vond voor haar paradepaardje en bovendien vond Zwarte Roos het bij ons toch veel gezelliger, zelfs toen haar domein werd omheind met schrikdraad.
Ik weet eigenlijk niet wie voor al die beesten zorgde maar ik vemoed één van de ontiegelijk grote broers en dan waarschijnlijk die ene met ADHD want de goudvissen stonden bij de andere uit de klauwen gewassen broer op de kamer en die gingen om de haverklap dood.
Mijn ouders zorgden in elk geval niet voor de dieren want die hadden allebei banen en meditatieweekenden en hockey en bardiensten op de tennisclub en bovendien zorgden ze al voor ons. Ik herinner me tenminste hoe mijn vader elke zaterdag al mijn haren uitborstelde en dat we op vaste tijden te eten kregen.
Voordat het paard, de schildpad en de geiten er waren vonden mijn broers het leuk om mijn poppen open te zagen om te kijken hoe ze er van binnen uitzagen. Die poppen waren vroeger van henzelf geweest, in het kader van de genderneutrale opvoeding. Die opvoeding hield mij een tijd lang in de waan dat ik misschien wel groter en sterker zou worden dan mijn broers als ik maar net zoveel boterhammen met pindakaas at. Mijn broers waren de poppen in ieder geval al heel stoer ontgroeid en ik begreep heel jong wat onthechting was.
De nieuwe dieren kwamen toen de poppen op waren geraakt en mijn broers ontdekten al snel nieuwe gruwelspelletjes met het schrikdraad van de omheining. Nadat ze zichzelf afdoende hadden verwond op gevoelige plekken kregen ze het idee dat mijn gouden krulletjes onder de juiste spanning wel eens heel mooi omhoog zouden kunnen gaan staan. Die dag leerde ik hoe je de stroom van het schrikdraad uit kon zetten zonder dat iemand het merkte. Die nacht droomde ik van wilde galop die steeds dichterbij kwam en zich daarna weer verwijderde. De volgende morgen bleek dat Zwarte Roos die nacht was uitgebroken en in prachtige cirkels om ons huis was gerend en daarbij het keurige gazon voor ruim 20.000 guldens had beschadigd. Vanaf die dag hadden mijn grote broers een ontiegelijk ontzag voor het schrikdraad en ik meende even dat er een soort rechtvaardigheid in het leven was. Later bleek nog dat het paard een aansprakelijkheidverzekering had en toen kreeg ik een eigen kitten.