Illustratie Merel Barends |
Er
drijft bier in de modder op de hellingen van Twister Park.
Ik
sta boven op de heuvel met naast mij Lisette, haar haren, nog vol
zomerregen, zijn een sprookje van gewoven twinkeling. Alle mensen
zijn hier mooi, ze eten suikerspinverzinsels, drinken hallucinogene
koffies en lopen door de circusbossen vol violisten en elfjes op
saxofoon. Beneden in de rivier danst een zeemeerminnenballet en
daarna zal er iets reusachtigs optreden in de Babylonische tent. Een
vlinderjongen biedt ons een zelfgedraaid sigaretje aan, “voor bij
de koffie” en fladdert de helling af. Lisette zoekt haar aansteker
en ik zie in de hemel hoe de wegdrijvende regen wordt achternagezeten
door de drieste zomerzon.
Op
het veld onder ons lopen de myriaden met hun bier en poncho's en hun
mystieke tatoeages. Iedereen gaat hier gebukt onder een
onweerstaanbaar soort saamhorigheid, we zijn allemaal mooi en jong in
dit wonderparadijs, we zijn een mierenhoop, een lijf vol pure
vreugde. Lisette inhaleert en blaast daarna een wolkje wietdamp uit,
met nog iets anders er doorheen. Ze geeft mij het kleine jointje door
en zegt dat er in de Ilias geen woord voor lichaam staat. “Alleen
voor ledematen, alsof het ik en allen samen één zijn, een warm
geurige brei van armen, benen, vingers en wangen, van haren, spieren,
anussen. Harten die samen slaan op het tempo dat de trom aangeeft.”
Ik vind het prachtig. Zoveel fijnheid, daar moet je even aan wennen
want eigenlijk is het teveel. Ik blaas mijn rookwolk uit, het smaakt
nu ook een beetje naar zaad in mijn mond, denk ik, en ik lach. “Mijn
sarcasme wordt bedaard gesloopt hier. We moeten het achterlaten,
samen met het bier in de modder laten drijven, hier op de helling van
Twister Park”, zeg ik. “Wacht even”, antwoord Lisette, “ik
ben nog niet helemaal in vrede met het universum” en ze neemt het
wietsigaretje uit mijn hand.
Ik
zie hem als eerste, als hij quasi-nonchalant de helling oploopt. Hij
is de heer en meester van prijswinnende visuals, geprojecteerd op
opspuitende waterschermen. Zijn ijdelheid daarover is legioen. Ik wil
nu zelfs een knuffel van hem, zodra hij klaar is met Lisette kussen.
Alle fijnheid hier stompt me zachtjes in mijn maag. Ik speur de
helling af naar de vlinderjongen. Heel even denk ik zelfs aan jou,
maar alleen omdat de hemel de kleur van je ogen heeft. Daarna luister
ik naar wat de projectieman tegen Lisette zegt.
Hij
praat over de lovende reacties op zijn nieuwe werk en doet zijn best
om zijn voornaamheid te verwoorden. Dit festival, dit feest van
fijnheid en schoonheid is er eigenlijk alleen voor hem. Ik speur de
helling af naar mijn spot maar ik zie alleen het bier, de modder en
de elfjes. In mijn hoofd streelt de fijnheid over mijn gedachtes en
spin ik duizend kleuren high. Ik sla mijn arm om Lisette heen. Hij
beziet het met iets lustigs en oreert maar door. Ik luister naar hem,
vol verbazing dat ik echt naar zo’n windbuil luister, vol verbazing
om het uitblijven van mijn weerzin.
“Waren
jullie hier gisteravond al? Regende het toen ook? Hebben jullie mijn
installatie gezien? Sommige mensen vinden dat het eigenlijk wel wat
heeft, die regen door mijn visuals, het geeft net zo'n randje rauwe
natuurkracht, je weet wel. Toen ik die prijs won in Edinborough
regende het ook. Het is natuurlijk een risico als je werk voor in de
open lucht maakt.” “Is dit dezelfde installatie als waar je al
die prijzen mee gewonnen hebt?”, vraagt Lisette op een vleierige
toon.
In
mijn hoofd hoor ik haar opheldering geven: “Als hij dichtbij me
komt verander ik in een krols katje, kronkelend op de vloer, klaar om
me door hem te laten overrijden als een kleuter op de busbaan. Ik heb
geen enkele consideratie voor de buschauffeur die 's nachts
schreeuwend wakker wordt met kleuterbloedspetters op zijn oogleden.
Ik kan er heus niets aan doen, ik kan hem niet uitstaan, hij is te
dóm, te stom, te vol-van-zichzelf. Ik kan niet luisteren naar wat
hij zegt, mijn intellect kan het niet aan. Hij spreekt tot mijn
baarmoeder, die wil zijn sokken kussen. En daarna voor hem in het
kraambed sterven.” Ze moet vol zelfverachting zitten nu en ik weet
niet hoe ik haar kan helpen. De fijnheid van het festival heeft me
ontwapend.
De
praalhans praat gewoon door: “Nee, deze is gloednieuw, eigenlijk
nog een soort betaversie, ik wil het insturen voor Lightning
in
Dubai. Ik heb gisteren mijn work-in-progress gepresenteerd aan drie
programmeurs, van wie er twee tot tranen toe geroerd waren. Het heet:
The truth all women keep hidden inside.” “Oei”,
zeg ik. Lisette knijpt in mijn vingers maar ik weet niet of het haar
baarmoeder is die samenknijpt van opwinding, of toch haar greintje
zelfrespect dat zich een weg naar buiten baant. Ik knijp terug, ik
knijp haar vingers fijn!
Praalhansje
gaat nog even door met van alle vrouwen 'de ander' te maken. De
ander, daar weet hij alles van. Mijn sarcasme had me kunnen helpen
hier maar ik sta nog steeds weerloos op te gaan in die verdomde roes
van saamhorigheid.
Ik
moet Lisette redden, zijn lust naar bewondering eet stukjes van haar
ziel, het prikt haar met een cakevorkje aan gort. In gedachten hoor
ik je iets van Sartre quoten en ook van De Beauvoir maar ik kan je
niet goed verstaan. Beneden ons begint de Babylonische tent te
brullen. Het begint altijd weer in Babylon. En dan voel ik het
opkomen, een kleine donkere heks rijst op en wekt een klein stukje
van de woede die er heus wel is, die sluimert onder deze warme deken.
“Hoe komt het dat je hier blijft staan en luistert naar zijn
praatjes?” , schreeuw ik in haar oor. Ernstig langzaam trekt ze
haar ogen van hem los en draait ze haar hoofd naar mij. “Zie je hem
ook zitten op een scharlakenrood beest met zeven koppen en tien
horens?”, schreeuwt ze.
Ik
trek haar mee, of zij trekt mij mee, de helling af en we dansen onze
woede los in de mensenzee.“Voel je nog steeds die band, het opgaan
in de massa?”, brult ze over de Babylonische drums. “Het is de
verbondenheid zoals omschreven in de ballades van de loopgraven, de
slag om Moskou, en de belegering van Constantinopel. We delen allen
dezelfde vijand, en we slaan hem kapot in onze roes. Er druipt bloed
lang de hellingen van Twister Park.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten