zondag 17 maart 2024

Lieve Jim


 Maart 2024


In maart denk ik vaak aan Jim van Hans Lodeizen, die piepjong gestorven dichter. In mijn leven gaan er in maart veel mensen dood, vaders, vrienden, verre familieleden. (Hoewel er ook een enkeling bij zit, die in de hitte van augustus stierf.)  Ik hobbel van uitvaart naar memoriam door de stadsparken in bloei en langs het glanzen van de nieuwe wijken aan het water. Er zit een kraai tussen het ontspringen van de knoppen in de bomen. Ik probeer hem te fotograferen voor instagram mijn feed stroomt meteen vol gruwelijk gestorven kinderen in Gaza en ik denk aan Jim.


Jim ik zou willen weten
wat maakt het de moeite waard
dat je door blijft schrijven
brieven, opstellen en gedichten
waarin je de wereld aanprijst
en deskundig schat als een koopman.
hoe komt het dat je niet moe
wordt en de ogen dicht doet en
denkt ik wou dat ze allemaal
naar de hel gingen met hun
kletspraatjes en door blijft schrijven
brieven, opstellen en gedichten
waaruit ik je herken en waardoor
ik je tegenkom lachend
en mij moed insprekend
want ik ben heel moe en terwijl
ik spreek glijdt hoop uit mij vandaan.
Jim wat maakt het de moeite waard
dat je door blijft schrijven
brieven, opstellen en gedichten... etc.







zondag 8 oktober 2023

Helios

 





Het was zowat nog half september toen we midden in de nacht naar Schiphol vertrokken. Een ware verschrikking om zo vroeg op te staan, maar als je dan toch gaat vliegen kun je er maar beter zoveel mogelijk onder lijden. Zoiets moet ik hebben gedacht bij het boeken van de reis. We vlogen naar de Cycladen, de zonsopgang tegemoet. De eerste van vier ochtendglorens die we als toerist hebben aanschouwd.


De tweede was op een morgen in Perissa aan de oostkant van Santorini.

We zijn om kwart voor zeven naar het strand gelopen voor de rozevingerige dageraad, wat al een hele beleving was. Het was al zeker 25 graden op het koudste uur van de ochtend en we hebben ons naar boven gehaast, de berg op.


Op 366 meter hoogte ligt de oude stad Thera, gesticht door de Doriërs, later bevolkt door Spartanen. Ik schreef net wel ‘naar boven gehaast’ maar we zijn natuurlijk bergbeklimmers van niks. Volgens de reisgids zou de 'wandeling' zo'n anderhalf uur duren maar wij hebben er gerust tweeënhalf over gedaan. De stad en het uitzicht zijn ontzagwekkend, zelfs voor iemand die meer van Minoërs dan van Doriërs houdt.

We zijn in ruim een uur tijd afgedaald aan de andere kant van de berg, in Kamari, waar we met een bootje om de berg heen voeren, terug naar Perissa, maar toen scheen de zon al op zijn heetst. 


De derde zonsopgang was het meest roze. We zagen haar op het eiland Thirassia, toen we wederom een vroege boot hadden, om ons in de grote veerhaven op een gigantische Seajet naar Syros in te schepen.


Op Syros was Animasyros, en daar kon men in drie morgens onze workshop volgen, dus toen hadden we geen tijd voor zonsopgangen. Wel voor ondergangen, rond een uur of half acht, als we ons naar de voorstellingen haasten. 


Op Syros zagen we alleen op zondag de zon opkomen. De nacht ervoor was het eindfeest, waar ik niet lang gebleven was, in de ijdele hoop een opkomende keelontsteking de kop in te drukken. Maar Remco had genoeg stem om nog urenlang over politiek en animatie te praten met de Israëlische delegatie. Tegen het ochtendgloren kwam hij bij ons hotel aan. We dronken samen thee op het balkon en zagen Helios op zijn zonnewagen langs de hemel scheren. 


Daarna zijn we nog een dag in Athene geweest, waar we, tussen duizend toeristen, de Areopagos beklommen. Toen was het tijd om terug te keren. Onder de airco van het vliegtuig kwam mijn keelontsteking pas tot volle bloei en vol koorts kwam ik eindelijk thuis. Als je dan toch wilt vliegen kun je er maar beter zoveel mogelijk onder lijden. Vandaag heb ik in Amsterdam de zon zien opkomen. Hier is dat ook verschrikkelijk mooi, en inmiddels op een schappelijk tijdstip. 







vrijdag 22 april 2022

De dagen na Pasen 2022

 


Ik zou eigenlijk pas donderdag de uitslag krijgen. Nu was het dinsdag, in de behandelkamer van de specialist, die zorgvuldig een hechtingsdraad uit mijn arm trok. De operatiewond was vorige week gaan ontsteken en ze had me al op een ongenadig schema van antibiotica gezet, 4 keer per dag, op nuchtere maag. Ik wilde vertellen hoe ik de week was doorgekomen, met mijn eigen medicijnen en ook die van de kater die twee keer daags antibiotica behoefde en eenmaal pijnstiller, en dat de poes plots achteruit ging, dat ik haar die dag had laten opnemen. Want dat was mijn wereld die week: wanneer moet wie welke pil en met welk effect. Maar voordat ik kon beginnen met klagen keek ze me indringend aan en zei dat ze de uitslag al binnen had gekregen: geen nieuwe kanker gevonden, alleen goede cellen deze keer. 

Ik kon de poes gaan ophalen bij de dierenarts, ernstige bloedarmoede was haar oordeel. Poes Tiene had zuurstof gekregen, vocht, antibiotica en Prednison en zou die nacht opknappen of er onderdoor gaan. Woensdag wilde Tiene weer eten en geaaid worden. Eten als in zelfstandig voer uit haar bakje bikken en niet, zoals het ging de laatste dagen, uitsluitend kleine beetjes zalmmousse van mijn vingers likken. Ze bleef wel in de kast onder mijn jurken liggen, ook al hield ik haar voor dat ze een week eerder nog gewoon over de schutting rende als er een mogelijke kans op zalmmousse was. 

Donderdagochtend, op het tijdstip waarop ik eigenlijk de uitslag had moeten krijgen, belde ik de dierenarts om haar laatste afspraak in te plannen. Want ze wilde niet meer. Ze ging eronderdoor.

Nu hebben we nog maar een rode kater, die eenmaal daags een pijnstiller krijgt.


donderdag 13 augustus 2020

Oma is zo onvoorstelbaar oud geworden

 Op 3 augustus overleed mijn Oma, deze tekst las ik voor op haar uitvaart:

Oma werd 101 jaar en woonde driekwart daarvan in hetzelfde huis. Ze was er na de oorlog ingetrokken omdat het als enige nog ongeschonden glas in de kozijnen had. Dit huis veranderde de laatste jaren steeds verder in een ziekenzaal, compleet met een po-stoel en een tilmachine. Maar ik weet nog waar ooit de naaimachine stond. Daar maakte ze voor mij eindeloos veel kinderkleren.

Oma was al zeven jaar oma voordat ze ook míjn oma werd. Ik denk dat ze bij het bericht dat er een kleindochter was geboren, onmiddellijk achter de naaimachine dook. Na haar vier fantastische kleinzoons kon ze nu eindelijk los.
Jurken in roze, blauw, geel en paars, jurken met strikjes en knopen en zelfs een ceintuur met vissen erop geborduurd. Oma ging met mij om zoals ik speelde met mijn babypop en ik liet het mij welgevallen. Ik was immers de best geklede kleuter op Het Mierennest.

Oma werd 101 jaar en woonde driekwart daarvan in hetzelfde huis. Ik probeerde het me voor te stellen:
al die jaren maakt het licht van de zon exact dezelfde baan door je kamer en het ijle blauw van de lucht weerkaatst identiek in het raam. Ken je na al die jaren nog het verhaal achter elke kras op het parket? Liggen je sokken dan al 75 jaar in dezelfde la? Staat er achterop een kelderplank nog een blik perziken uit 1974? Na hoeveel jaren ken je alle tegels van de stoep, wanneer kun je de stemming van de bomen aflezen aan hun bladerdek? En weet je van elke mus waar zijn familie woont? Ik vroeg Oma ernaar maar meestal hield ze het op een tamelijk opgewekt ‘Nee hoor’ en bood ze nog meer koffie aan.

Natuurlijk kun je op de Terrasweg in Santpoort, net als overal, de tijd verdrijven: Buurtkinderen worden groot, mensen verbouwen en verhuizen, een andere kleur gordijnstof wordt modieus. In een onnavolgbaar patroon worden broeken strakker en wijder en op een dag ben je ruim in de negentig en koop je een gloednieuwe skinny jeans.

Oma is zo onvoorstelbaar oud geworden.
En hoewel ik probeerde haar wereldbeeld te duiden begreep ik pas laat dat je Oma’s echte leven het best kunt aflezen aan de inhoud van haar kledingkasten. Daar hangt haar vakmanschap, haar antwoord op de tijdgeest, haar liefde voor kleur en lijn, rijen lang, met drie stuks op een haakje. Oma was triomfantelijk toen ze de honderd haalde, maar met nóg meer voldaanheid vertelde ze me ooit hoe ze bruidsjurken naaide van parachutestof in de jaren van schaarste na de oorlog.

Haar oeuvre bestaat uit jasjes, bloesjes, pantalons en hoogtepunten zoals de hotpants van tante Top. Dat alles in elkaar gezet volgens ingenieuze dessins die maakten dat mijn vader zei dat zijn moesje de ware wiskundige was van het gezin De Kroon.

Op een dag verdween de naaimachine uit de kamer en kwam er een flatscreen-televisie, allemaal tekenen van het genadeloos voortschrijden van de tijd. We keken nog met Oma naar haar fotoboeken en lieten haar bereidwillig steeds dezelfde verhalen vertellen. Ik vroeg haar vorig jaar hoe ze Opa eigenlijk had leren kennen, maar blijkbaar zat dat verhaal niet meer in haar repertoire. Ze stamelde iets over dansen en schakelde snel over naar het maken van haar trouwkostuum. Ze wees de foto aan die rechtsboven op de rouwkaart staat. Pas na de oorlog kwam de bruidsjurk in de mode zei ze, en ze vertelde wederom van de parachutestof jurken die ze voor buurvrouwen had gemaakt.

Ineens keek ze me indringend aan en zei: Jij had ook een jurk van zo’n soort stof, koperkleurig, met een beetje kant langs de kraag. Ik wist meteen over welke jurk ze het had. En toen pas begreep ik: 


Mijn Oma was eigenlijk een jurkenfluisteraar.

 





 

 

woensdag 17 juni 2020

Oranova fragment

 Dit is een voorproefje van een nieuw Oranova-verhaal:


Ik ben naar het openen van de Basaltpoort gaan kijken voor ik naar mijn werk toeging. Het is nogal een gebeurtenis, veel jonge mensen hebben de poort nog nooit open gezien en zelfs voor mijn vriendin was het al driekwart mensenleven geleden. Het is een ritueel uit een cultuur die niet de mijne is, dus vergeef me mijn wat dralend verslag.

De Basaltpoort is een reusachtige, met edelmetaal beslagen houten poort. Ik heb geen idee waartegen de poort ons zou moeten beschermen, of het zouden de Basalters zelf moeten zijn, die bij een volgend Oranova de vesting komen innemen. Er is op Kristalijn geen enkel wezen te vinden dat zo’n hoge poort rechtvaardigt.

Het openen van die poort, ‘duizend dagen’ voor het Oranova komt, was in elk geval een plechtige affaire voor mijn Venetiaanse Spiegelmaakster. Ze stond fier op de weergang van de poorttoren en daarbij hield wat afstand van wat ze ‘de rasbasalters’ noemt.

Ik stel me voor dat er een moment is, als je zo hoog op de muren staat. Een moment waarop je bent afgeleid van de drukdoenerij van het takelen en het opgewonden geroezemoes. Een moment waarop het tot je doordringt dat je helemaal alleen bent, hoog op de muur, met wind om je oren en zon op je kruin en je de gehele mensheid en al het leven van een ondoenlijke afstand aan je voorbij ziet gaan. Ze zal die rasbasalters kleingeestig vinden, in hun met goud bestikte feestgewaad. Ik zag althans dat ze zelf in haar werkkleedsel was.


Boven de poort hingen de drie ronde spiegels, deze zijn nog gemaakt door haar vader Radyan, ruim voor het vorige oranova. Ze werden losgemaakt en door een stel acrobaten met touwen en naar beneden getakeld. Er waren nogal wat toeschouwers, ze hielden hun adem in. Ze denken hier dat als één van de spiegels in scherven valt dat alleen met bloed betaald kan worden.

Illustratie van Merel Barends voor Oranova

vrijdag 3 april 2020

Triage unit

Ik was alleen in de auto op het parkeerterrein van het hospitaal
de zon waaide langs de toyota's
Jij was als mijn laatste opgeslokt
door het ondoordringbare
dat achter de palissade broedt.

Er stond wel een type voor de toegang
verpakt in plastic en latex
ogen misschien
achter een dikke bril
een mond zou kunnen
onder dat kapje.

Zo zonder teken van welwillendheid
vermoedde ik al lang geen mensen meer.

Ik leefde teruggetrokken op het parkeerterrein
waar de zon langs de toyota's waaide
Als mijn leven daar zou eindigen
besloot ik
tenminste het bouwwerk van mijn fort
na te laten aan de dwalende zielen
die onopslokbaar
achter zijn gebleven
op het parkeerterrein van het hospitaal
waar de zon langs de toyota's waaide.

In mijn duel met de dreiging
geloofde ik in helemaal niets
nooit zou ik alleen naar huis toe rijden
mijn huis was opgehouden met bestaan
de mensheid zelf was een verzinsel
de aarde niet meer dan een verwaande mandarijn
ik was alleen op het parkeerterrein van het hospitaal
de zon waaide langs de toyota's
Ik leefde, ik dronk, ik wachtte
tot mijn verbeeldingskracht
je bij me terugbracht
van achter de palissade
terwijl de zon nog steeds langs de toyota's waaide.

donderdag 2 januari 2020

Over 2019



Remco heeft een lijstje in zijn telefoon. Van feiten die moeten worden opgezocht of gestaafd op een later tijdstip. Ik zou willen dat ik ook zo'n lijstje had, zodat ik eindelijk eens de vraag opzoek die ik nu al maanden in mijn hoofd laat spoken: Hoe ver weg is de zon ook alweer? 2019 was een heel donker jaar. Weliswaar kregen we tussen Nieuwjaarsdag en het einde van Braffal er 2,5 uur zonlicht bij maar het duister liet zich 's morgens vroeg voorlopig niet verjagen en diende zich elke avond stipt weer aan. In 2019 dacht ik steeds aan mannen die voor straf een stropdas moeten dragen, zoals tramchauffeurs en rijksambtenaren. Ik dacht steeds aan die mannen omdat ik geen van hen van dichtbij ken maar ik toch volschiet als ik er weer eens ergens één zie staan. Waar zou de straf voor zijn denk ik dan? Is het een gulzigaard of een account manager, een controller, of een wellusteling? En die stropdas is slechts een teken, misschien zit hij daarnaast nog wel de hele dag naast een stinkyup in een airport-lounge. Toen het in 2019 eindelijk lichter werd heb ik door de straten in de buurt gelopen. 's Morgens heel erg vroeg. Helemaal alleen, want Remco leeft als een kamerplant op kunstlicht en wordt nooit wakker van de zon. Vrijwel helemaal alleen want slechts ik en de schimmen lopen hier 's morgens vroeg op straat. Amsterdam-Oost staat door de week om half acht op en in het weekend om kwart over negen. Dat is tenminste mijn beeld van dit afgelopen jaar. In de zomer van 2019 leek de wereld 's morgens vroeg gewrongen. De straten zijn leeg, het zonlicht schijnt vanaf de verkeerde kant. Ik dacht aan wat de huizen doen, behalve daar maar zo'n beetje staan. En hoe ver weg is de zon hier ook alweer vandaan. En wat nou als ik een drone kon zijn en drie meter boven straatniveau langs de ramen kon glijden. Wat zouden de huizen daarvan denken? Ook heb ik in 2019 heel veel woorden niet opgeschreven maar ze zijn er wel geweest. Er is her en der wel een verhaaltje ontstaan, gekrabbeld in één van de boekjes die ik van Merel kreeg, maar toen het weer donker werd in 2019 heb ik steeds gewenst dat ik een lijstje had, in mijn telefoon en wist hoe ver weg de zon hier vandaan staat. 



woensdag 4 december 2019

De komst van de kitten

Illustratie Wilfred Ottenheijm



Vandaag haal ik een kitten om je op te vrolijken. Ik hoop dat hij je het bed uitlokt met zijn onweerstaanbare kittenachtigheid. En die kitten zal sowieso wel een warme slaapplek bij je vinden. Warm en pluizig zijn de dekens waar je nog onder ligt als ik de deur uitga.

Het is best zonnig op het eiland. Ik wandel met de wind mee door de duinen in de richting het dorp. Het eiland zelf is eigenlijk van zandbank, aan de westzijde verdween er elk jaar ruim een meter en aan de oostzij kwam die meter er weer bij. Zo wandelde het eiland eeuwen door de zee.
Nu echter is dat allemaal voorbij. Het eiland krimpt aan alle kanten en zal door de zee als een oester worden opgeslokt. Over honderd jaar, zeggen ze, maar misschien zijn het er nog maar tien.

Midden in de zomer, een maand of wat geleden, luidden de klokken de hele nacht door. Ik droomde van tijden waarin schepen vergingen maar jij sprong uit bed en drukte de radio aan. Het was het eiland hiernaast, het andere eiland, dat door het springtij en zee die ooit voor ons allen komt, doormidden werd gekliefd. Het andere eiland is er nu twee en de middenstreek is zompige drab. Nu was dat eiland ook langgerekt en kwetsbaar. Dit eiland, óns eiland, is compact en rond en zal zich heus niet zomaar laten klieven. Maar toch, die nacht werden 'nog honderd jaren' er misschien wel minder dan tien.

De korte weg naar het dorp is dwars over de begraafplaats heen. Eén van de drie begraafplaatsen die er op het eiland zijn. Deze ligt vol jonge mensen die in een oorlog uit de lucht vielen of zijn aangespoeld. Als het eiland vergaat zullen ook zij verzwolgen worden door de zee.
Als het lang genoeg duurt, langer dan tien jaar, zal ik ook in mijn graf verzwolgen worden. Het is een heerlijke dag om te bedenken dat ik én op mijn eiland én in de zee begraven kan worden.

In het dorp doe ik inkopen bij Aaltjes Groente, Fruit en Fournituren. Ze vraagt me of je al weer eens je bed uit bent gekomen. Ik vertel haar dat je je krachten spaart omdat je er zo graag bij wilt zijn als ons eiland vergaat. Aaltje zegt dat ze me niet aardig vindt omdat ze nooit weet of ik het nou zo meen. Ik zeg haar dat ik hoop dat ze toch haar mooiste appels voor ons uitzoekt, ook al ziet ze me niet graag.

In de verte zie ik de middagboot al aankomen, volgeladen met mensen die nog eenmaal dit stervende eiland willen bezoeken.
Toen we het erover eens werden dat ons eiland zou vergaan vertrokken de kleine kinderen het eerst, dus werden we vroeg oud. Op het eiland is geen plek meer om dynastieën te plannen.

Toch zal ik één van die bezoekers vandaag nog een huis verkopen. Ze wil de ondergang van dichtbij aanschouwen. Ik verschaf de huizen die ik verkoop bijkomend een reddingsboot op het dak. Hoewel ik heus wel weet dat de meeste mensen de moed al zullen opgeven zodra hun kelder verzakt. Maar voor ik aan het werk ga, zal ik eerst die zwarte kitten ophalen.
Om je mee op te vrolijken.




Dit verhaal met illustratie is eerder gepubliceerd in Zone5300 nummer 122 - najaar 2019

zondag 3 november 2019

Kristalijner fluisterliedjes

De meerling

één van ons is weggebracht
één van ons is gestolen
één van ons is opgehaald
één van ons is kwijtgeraakt
één van ons is opgegroeid
één van ons is teruggekomen


Achter de duistergrens


Mijn haar is blauw 
Mijn bloed is rood
Mijn boot is zuiver wit


Tot op de duistergrens 
Tot op de duistergrens
voorbij de groene maan


Daar bons mijn hart
Daar stilt mijn stem
Daar krimpt mijn ziel ineen


Achter de duistergrens
Achter de duistergrens
voorbij de groene maan


Mijn haar is zwart
Mijn bloed is nat
Mijn boot is doodgeslagen.

donderdag 21 februari 2019

Blue Monday

Het blijkt dat ik vaak in wachtkamers van ziekenhuizen schrijf, maar soms doe ik het ook gewoon thuis. 



Er is een bos hoewel ik vaak denk aan de zee, is er een bos, een woud aan de rand van een beschaving, en in die beschaving heb ik een gebouw van eindeloze gangen en hoge zalen en wenteltraptorentjes bevaren.



Het kille buitenwereldlicht bekijkt me door de ruiten.
In de vensterbank staat een kopje thee agressief te stomen.
De boekenkast gaat gebukt onder rijen pockets, vol achterhaalde essays van obscure filosofen.
Ik ben zo keurig verpakt in mijn appartement.
Ik moet haast wel de huiskat zijn.

Illustratie door Maaike Hartjes.



Die blik die je me zojuist gaf
die hoort in een kamer van een academisch ziekenhuis
als je in zo'n onbeschadigbare stoel zit
met alleen een broek aan af te wachten
tot de verpleegkundige die je net heeft afgesponsd
zich omdraait met je bovenkleren
en dat in plaats daarvan ik plots in je kamer sta.

Dan mag je me met zo'n blik aankijken.
Je kunt niet hier, midden in het leven
terwijl je me passeert
in zo'n blauw gestreepte joggingbroek van adidas
een beroep doen op mijn mededogen
Ik moet, geloof ik, in de kamer hiernaast zijn,
bedoel ik maar.